Op 22 november 2012 deed de Commissie van Beroep voor het Protestants-Christelijk Basis,- Speciaal- en Voortgezet Speciaal Onderwijs uitspraak in de zaak van appellant X tegen verweerster Y. X is conciërge op een school van schoolbestuur (verweerster) Y.Op een zeker moment heeft conciërge X in privésfeer een strafbaar feit gepleegd, betreffende het aanrijden van een verkeersregelaar, waarbij hij door de politierechter is veroordeeld wegens mishandeling en bedreiging tot een taakstraf van 100 uur. Nadat conciërge X zelf zijn werkgever Y verwittigde van deze gebeurtenis, werd hem verzocht een zogenoemde Verklaring omtrent het gedrag (VOG) aan te vragen. Gegeven het feit dat deze verklaring verplicht is in het onderwijs, was conciërge X reeds in het bezit hiervan. Gezien de ontstane situatie meende schoolbestuur Y echter dat de VOG opnieuw aangevraagd diende te worden. Het orgaan dat deze VOG’s uitgeeft meende echter dat conciërge X gezien de aard van het door hem gepleegde delict in het kader van zijn functie in het onderwijs, geen recht meer heeft op een VOG. Hierop heeft schoolbestuur Y besloten om conciërge X te schorsen, met het oogmerk de arbeidsovereenkomst hierna te beëindigen.
Conciërge X is tegen deze beslissing in beroep gegaan bij de eerdergenoemde Commissie van Beroep. Hij meent dat er geen wettelijke plicht bestaat een nieuwe VOG van een werknemer te verlangen tijdens het dienstverband. Ook hadden de strafbare feiten geen enkele relatie met het werk van de conciërge. Dit en de verregaande gevolgen van het besluit voor de conciërge, leiden volgens de conciërge tot het standpunt dat de werkgever onder deze omstandigheden geen gebruik had mogen maken van de bevoegdheid om de conciërge op te dragen een VOG aan te vragen.
In de overweging maakt de Commissie voor zowel de conciërge als het schoolbestuur een opsomming van argumenten die ter verdediging van de elkaar betwistende standpunten kunnen worden aangevoerd. In haar oordeel stelt de Commissie, na deze argumenten tegen elkaar af te wegen, dat het schoolbestuur terecht de afwijzing van de VOG in verband met de wettelijke bepaling van artikel 3a WPO ten grondslag legt aan de schorsing en het ontslag van conciërge X. Met andere woorden, het schoolbestuur stond in haar recht om X op basis van de afwijzing van een VOG te schorsen en te ontslaan. Daarom verklaart de Commissie het beroep ongegrond. ‘VOG kwijt, baan kwijt’, zo kunnen we in weinig woorden concluderen.